Oprichting en Geschiedenis – De Beginjaren

Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden
Kring Kempenland

De beginjaren

 

In 1933 en 1934 verschijnen van de hand van J.A. Jolles twee publicaties waarin de bezittingen van de Brabantse gilden staan geïnventariseerd. Velen van de toen bestaande gilden werden door hem voor dit doel persoonlijk bezocht. Door deze twee publicaties, in betrekkelijk korte tijd na elkaar uitgebracht, werden de gildeoverheden attent gemaakt op eigen zaken waar ze eigenlijk aan voorbij waren gelopen; de belangstelling voor het eigen gilde richtte zich heel anders. De gilden werden zich bewust van het culturele erfgoed dat zij onder hun beheer hadden. De tijd was rijp; Brabantse gilden gingen zich bundelen teneinde deze rijkdom te bewaren.

 

Bij de overkoepeling van de Brabantse gilden was het uitgangspunt dat eerst op streekniveau “Kringen” moesten worden gerealiseerd. Later zou dit dan de mogelijkheid bieden tot overkoepeling op provinciaal niveau in een “Bond” en nog later, de landelijke overkoepeling in een “Federatie”. De Kringen kregen de oude namen van de landschappen en kwartieren, in ons geval Kempenland.

 

De voorbereidingen voor de oprichting van Kring Kempenland verliepen niet zonder slag of stoot. De gilden zagen de wenselijkheid van een gewestelijke organisatie wel in, maar waren terughoudend uit vrees voor de financiële consequenties. Door initiatiefnemers werd daarom benadrukt dat er hoogstnodig een organisatie moest komen die de gildefeesten coördineert, teneinde groeiende uitwassen in te perken. “Als er zoveel feesten samenvallen wordt het een armzalige vertoning en men beconcurreert elkaar.”

 

In de “Oprichtingsvergadering gehouden in café de Korenbeurs te Eindhoven op Zaterdag 19 Januari 1935 des namiddags ten 5 uur” werd, na een uitgebreide discussie, de “Bond voor Kempenland” gevestigd. Zij had tot doel: “het gildewezen ontwikkelen en veredelen”. Staande de vergadering traden 11 gilden toe. De heer Mr. E. de Haes werd bij acclamatie tot voorzitter gekozen en C.J. Paaymans werd secretaris.

 

Vervolgens werd een propaganda-commissie in het leven geroepen welke zich tot taak stelde om de omliggende dorpen te bewerken. Zij organiseerde informatieve bijeenkomsten teneinde meer gilden tot toetreden te bewegen. Voorzitter E. de Haes gaf dan een overzicht van wat de Bond reeds bereikte en van het doel ervan: voorkoming van verlies van gildewaarden, instantie van voorlichting, instantie van beroep, wering van misbruiken, verlevendiging van de gildegeest, organiseren van Kringdagen en vaststellen van prijstitels. Steeds meer gilden traden toe ; ‘slapende’ gilden werden weer gemotiveerd en zo groeide het aantal leden gestaag. Mede hierdoor groeide de behoefte aan duidelijke geografische afpaling van de Kring. Die begrenzing behelsde tevens een onderverdeling in districten die tot 1951 omvatte de districten Eindhoven en de ‘buitengewesten’ Noord, Oost en Zuid. In 1951 kwam er een herziening van de districtsgrenzen, waardoor er 5 districten van ongeveer gelijke grootte ontstonden: Centrum, Noord, Oost, Zuid en West.

 

De eerste Kringgildedag van Kempenland werd op 15 augustus 1936 georganiseerd door het Sint-Martinusgilde van Luyksgestel. “In heel het dorp heeft men zich daarvoor opgemaakt. Allen, arm en rijk, oud en jong, zijn er voor in de weer om dit festijn te doen slagen. Er zal vreugde, groote vreugde heerschen in dit anders zoo stille en zoo eenzame dorp aan de Belgische grens”, aldus de aankondiging in de Eindhovensche en Meijerijsche Courant. De feestgangers kwamen per ‘luxe touringcar’, op de fiets, per motor of personenauto en met de platte boerenwagen die werd getrokken door een stevig paard. Op de wagen stonden meestal tafels en stoelen waardoor de gildebroeders verzekerd waren van rustig, goedkoop en plezierig vervoer, met als bijkomend voordeel dat al rijdend een ‘boomke gekat’ kon worden.

 

Tijdens de optocht trok het Sint-Luciagilde van Steensel de aandacht met haar praalwagen waarop de patroonheilige werd uitgebeeld en zij sleepte een extra prijs in de wacht. Er waren in die tijd zilveren medailles voor bijvoorbeeld: het ’oorspronkelijkste costuum’, de oudste aanwezige gildebroeder, jongste tamboer, de meeste koningsschilden, ‘schoonste praalwagen’. Het eerste gildefeest in Kringverband leek een succes te zijn waarop voortgebouwd kon worden. Het Kringbestuur bouwde in de volgende jaren ervaring op met de organisatie van gildedagen.